2012/09/25

D.A.J. Kessler

Op 4 oktober 2012 vindt in de Koninklijke Schouwburg te Den Haag het jubileumsymposium van de Kessler Stichting plaats. Wie was eigenlijk deze Kessler, de naamgever van de stichting?

Kopie van portret D.A.J. Kessler, collectie Kessler Stichting.
(Origineel door Antoon van Welie in collectie Rijksmuseum.)
Foto: http://www.flickr.com/photos/kesslerstichting/.
Dominicus Anthonius Josephus Kessler (1855-1939) werd geboren te Batavia, maar genoot zijn opleiding grotendeels in Brabant. Om buitenlandse ervaring op te doen reisde Kessler naar Verviers en Liverpool. Hij deed examen bij de Nederlandsche Handelsmaatschappij en kreeg een betrekking bij een kantoor van de NHM in Nederlands-Indië. Samen met zijn broer, Jean Baptiste August Kessler (1853-1900), kocht hij een plantage in de omgeving van Rembang (Java). Vervolgens verhuisde hij naar Tjikorai, waar hij administrateur werd van de latere Cultuurmaatschappij Margaretha.
In 1887 kwam Kessler terug naar Nederland. Tijdelijk gaf hij les in de Maleisische taal aan de Openbare Handelsschool te Amsterdam. Zijn broer kreeg ondertussen de leiding van de in 1890 opgerichte Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië (KNPM, later Shell). Om hem te ondersteunen keerde Kessler in 1894 terug naar Indië, waar hij met zijn broer samenwerkte en zelf directeur werd van de Petroleum-Maatschappij Sumatra-Palembang (Sumpal). Met de oliehandel vergaarden ze een groot fortuin.
Kessler was voor werkbezoek in Nederland toen zijn broer in 1900 overleed, en besloot nu voorgoed te blijven. In 1905 betrok hij met zijn gezin Villa Duinhof aan Parkweg 9 in Den Haag. Van 1908 tot 1919 was hij (liberaal) lid van de Gemeenteraad. Daarnaast bleef hij directeur van verschillende cultuur-, olie- en mijnbouwondernemingen, en richtte hij zich op het verzamelen van kunst en op filantropie. 

Zo was Kessler medeoprichter van de Vereeniging ‘Tehuis voor Onbehuisden’ in 1912 en bestuurslid tot zijn dood in 1939, hetgeen van grote betrokkenheid getuigt. Het tehuis wilde dak- en thuislozen opvangen en hen door (interne) werkverschaffing en opleiding een weg terug naar de samenleving bieden. In 1921 moest het tehuis noodgedwongen verhuizen, terwijl er onvoldoende fondsen waren om de beoogde nieuwbouw te realiseren. Kessler schreef aan het bestuur: 
Het doel waarvoor wij werken komt mij echter zoo belangrijk voor dat het niet in gevaar mag worden gebracht door onmacht of vertraging. Het beteekent immers niet minder dan voorziening in een socialen nood en in opheffing, wellicht zelfs in redding van hen, die door ongunstige levensomstandigheden gezonken zijn of staan te zinken.
Kessler deed daarom een donatie van 200.000 gulden, een gigantisch bedrag in die tijd, waarmee een modern ingerichte nieuwbouw aan De la Reykade (nu De la Reyweg) kon worden gerealiseerd. Uit dank voor deze gulle gift werd het nieuwe gebouw naar Kessler vernoemd. Zonder hieraan publieke bekendheid te geven heeft Kessler later nog minstens twee maal een grote geldsom geschonken, eenmaal ten behoeve van de vrouwenvleugel van het tehuis en een tweede maal om een hypotheekschuld af te lossen. Zo'n stil gebaar paste in de filosofie, die in Kesslers lijfspreuk was verwoord: 
Denk breed, praat weinig, lach spoedig, werk hard, heb veel lief, geef gemakkelijk, betaal contant en wees vriendelijk. Dat is genoeg. 
In 1925 werd Kesslers 70ste verjaardag uitbundig gevierd in Villa Duinhof. Als geschenk werd hem hierbij door het jubileumcomité toegezegd dat de bekende kunstenaar Antoon van Welie (1866-1956) bij wijze van geschenk zijn portret zou vervaardigen. De handtekeningen van de schenkers werden opgenomen in een fraai herinneringsalbum van de Haagsche Drukkerij. Later op de avond werd in Huize Voorhout een diner georganiseerd, waarna een film over Kessler werd vertoond. Deze was gemaakt door Albert Frères, het productiebureau van de Haagse cineast Willy Mullens (1880-1952).

Voor zijn vele verdiensten werd Kessler benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Na zijn overlijden werd een deel van zijn kunstverzameling opgenomen in de collecties van het Rijksmuseum te Amsterdam en het Teylers Museum in Haarlem. De familienaam Kessler kreeg in Nederland ook bekendheid vanwege de vele voetballers in de familie, waaronder Dé, Tonny, Boeli en Dolf.


Meer over de boeiende geschiedenis van het Tehuis voor Onbehuisden en Kesslers jarenlange betrokkenheid hierbij is te lezen in de jubileumpublicatie: Andréa Kroon/Audrey Wagtberg Hansen, Kessler Stichting, 100 jaar thuis in Den Haag. Ontwikkelingen in de opvang en begeleiding van dak- en thuislozen, uitgeverij De Nieuwe Haagsche, Den Haag 2012 (ISBN 9789491168352, € 21,50). Het boek wordt op het genoemde symposium gepresenteerd door stichtingsdirecteur Bram Schinkelshoek aan burgemeester Jozias van Aartsen. K&WH vindt u achter de boekentafel. (Aanmelden voor het symposium kan via deze website.)

2012/09/15

Beardsley revisited

Liefhebbers van kunst en literatuur rond 1900 hebben ongetwijfeld de recente blog van Sander Bink gelezen, waarin een navolger van Aubrey Beardsley (1872-1898) werd belicht. De populariteit van deze Engelse kunstenaar is af te lezen aan het aantal boeken, reproducties, posters en kaarten dat in omloop is gebracht, dus het lijkt een kwestie van tijd voordat een Nederlands museum een tentoonstelling over hem zal organiseren. Misschien wil AVRO's Close-Up dan ook de draad oppakken, die regisseur John Selwyn Gilbert in Beardsley and his Work aanreikte. Deze documentaire dateert alweer uit 1982 (!) en komt dan ook wat gedateerd over, maar biedt nog steeds een goede kennismaking met de kunstenaar:



Bij de laatste grote overzichtstentoonstelling over Beardsley in het Victoria & Albert Museum in 1998, werd After Beardsley vertoond. Deze film van kunstenaar Chris James dateert uit 1981 en was een poging om zowel een terugblik, als een contemporaine interpretatie van het oeuvre te geven:



Misschien wel het meest geliefd bij het grote publiek, zijn Beardsley's illustraties voor Oscar Wilde's Salomé. In 1923 maakte regisseur Charles Bryant met een exorbitant budget een filmversie van dit toneelstuk, waarin producente Alla Nazimova tevens de hoofdrol speelde. Kostuums en decor grepen losjes terug op de genoemde illustraties uit 1894:



Dit is nou echt een onderwerp, dat een stijlvolle remake verdient...

2012/09/05

Weer Pre-Rafaelieten in Londen

Mits je van 19de-eeuwse kunst houdt, word je hier nooit moe van: Tate Britain (Londen) organiseert opnieuw een mooie overzichtstentoonstelling over de Pre-Raphaelieten. Zij worden gezien als de vertegenwoordigers van de eerste Britse moderne kunststroming, ingaand tegen de heersende mode met hun typerende stijl en afwijkende onderwerpskeuzes. Van 12 september 2012 t/m 13 januari 2013 wordt in Pre-Raphaelites.Victorian Avant-garde de invloed van deze stroming op verschillende disciplines getoond, van schilderijen en sculptuur tot toegepaste kunst. Uiteraard is het werk van de bekendste leden van de groep vertegenwoordigd, waaronder dat van Dante Gabriel Rossetti, Edward Burne-Jones en John Everett Millais. De nadruk ligt op de stijlbreuk, waarvoor zij destijds als avant-gardisten verantwoordelijk waren.

De Engelse krant The Telegraph heeft in het kader van de tentoonstelling de prachtige fashion shoot Dramatic License van fotograaf Jeff Bark op haar website geplaatst. Bekijk deze hier.

Tekenend voor de aanhoudende populariteit van deze stroming, is het aantal verenigingen dat zich op de studie van Victoriaanse en Pre-Raphaelieten kunst richt, waaronder de Pre-Raphaelite Society, nu ook te volgen op Twitter via: @PreRaphSoc.

2012/09/03

Eros & Thanatos

Frederic Leighton, studie voor And The Sea Gave Up The Dead That Were In It (ca.1892). Collectie: Tate Britain, London. 
Het leven en de dood zijn al eeuwen belangrijke thema's in de beeldende kunst, omdat ze de kwetsbaarheid van ons bestaan en onze onzekerheid over een mogelijk hiernamaals raken. Binnen de westerse kunst dienden allegorische voorstellingen en stillevens als een memento mori, een voortdurende herinnering aan onze sterfelijkheid. De dood zelf werd vooral verbeeld in een Christelijk-religieuze context, zoals de dood of kruisafname van Christus. De mogelijkheid van een heropstanding en het geloof in een hiernamaals, hemel of hel, zijn eveneens bekende concepten binnen de westerse iconografische traditie.

In de 18de eeuw bracht het voortschrijden van de wetenschap een proces op gang, dat in de Religiestudies wel de 'onttovering van de wereld' wordt genoemd. Men begon te twijfelen aan oude zekerheden, zoals het geloof in god en de hemel. Kunstenaars weken af van de Christelijke traditie. Hun visie op het sterven en het moment na de dood werd met meer vrijheid en vanuit een meer persoonlijke opvatting in beeld gebracht. Een kunstenaar werd in zijn beeldentaal beïnvloed door heersende modes, zoals de opkomst van gothic literature rond het begin van de 19de eeuw, van Shelly's Frankenstein tot Stoker's vampier. Bijzonder populair werden de penny dreadfuls, massa-geproduceerde pulpblaadjes met verhalen en illustraties van gewelddadige moorden, tragische zelfmoorden en spoken. In het Victoriaanse tijdperk leefde de funeraire cultuur op. Begrafenissen werden een prachtig visueel spektakel en grafmonumenten een belangrijk onderdeel van de 19de-eeuwse sculptuur. De dood werd omringd met schoonheid en verbeeld als een lieflijke slaap, terwijl het rouwen om een verloren geliefde een van de meest populaire kunstthema's werd.

K&WH zijn gefascineerd door de verbeelding van het sterven, de vele verschijningsvormen van de Dood en de geest van de overledene in de kunst rond 1900. Vijf jaar geleden deden we daarom een tentoonstellingsvoorstel over dit onderwerp. We kregen van een bekend museum een mooie opdracht voor een uitgebreid vooronderzoek, maar daarna werd de tentoonstelling zelf vanwege verbouwingsplannen en directiewisselingen steeds verder uitgesteld. De dood in de kunst is in de tussentijd een 'trending topic' binnen het Europese vakgebied geworden, dat een hele rij congressen en tentoonstellingen heeft voortgebracht. Zo is de expositie Love and Death: Victorian Paintings from the Tate van 8 september 2012 t/m 13 januari 2013 te zien in de Birmingham Museum & Art Gallery (UK). Centraal in deze tentoonstelling staat het bekende doek van John William Waterhouse: The Lady of Shalott (1888) uit Tate Britain. Daarnaast zijn rond het thema Eros en Thanatos (Dood en Liefde) ook werken van Frederic Leighton, Herbert Draper, George Frederic Watts, Laurens Alma-Tadema en tijdgenoten te zien. Met een focus op liefde, schoonheid, tragedie en dood belooft dit een emotionele ervaring voor de kijker te worden.

Ondertussen bereidt het Courtauld Institute of Art in Londen een reeks academische workshops rond het thema Art & Death voor in 2012/2013. Hierin komen onder meer de voorbereiding en het wachten op de dood, het sterven en de verbeelding van het lijk, en het leven na de dood aan de orde. De call for papers en meer informatie is te vinden op deze website.

Het zou leuk zijn als een Nederlands museum het onderwerp nu ook oppakt; wij hebben de bruikleenlijst en het uitgewerkte plan al voor u klaar liggen...

Kinderboeken en avant-garde

De Linköping Univeristeit (Zweden) organiseert op 26-29 september 2012 het congres: Children’s Literature and European Avant-garde. Hier wordt de complexe en wederzijdse invloeden van Avant-garde kunst en kinderliteratuur in Europese context besproken. Hoewel academici al eerder hebben gewezen op de relatie tussen stromingen als Modernisme, Bauhaus, Surrealisme en 'kindercultuur' (kinderboeken en -films, speelgoed, etc.) is hier nog weinig onderzoek naar verricht. Meer informatie en het programma zijn te vinden op de website.