2011/12/23

Nieuwjaarswens

Beste lezers, K&WH wenst u een prettige feestmaand en alle goeds voor 2012!
Rond deze tijd worden wij wat nostalgisch, dat zal wel het gevolg van al die kerstborrels zijn. Daarom hier een impressie van kerst zoals het in huize Kroon begin jaren '70 werd gevierd. Met de pan op tafel.

Kerst in de Beetsstraat, Den Haag, ca. 1971.
Foto: K&WH.

2011/12/22

VBCN curatorenprijs

Via onze vakorganisatie, de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK) ontving K&WH de aankondiging van de VBCN curatorenprijs. Een nieuwe bekroning voor tentoonstellingsconcepten klinkt als een prima initiatief, maar de tekst van deze aankondiging roept enkele vragen op. Lees de kritische reacties van kunsthistorici Andréa Kroon en Marty Bax op de website van het Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici.

2011/12/20

Flaneren

Aan de Universiteit van Nottingham (UK) vindt op 6 en 7 juli 2012 een congres plaats, dat geheel is gewijd aan het thema 'flaneren'. De flaneur, misschien het beste te omschrijven als iemand die 'slentert om gezien te worden', is een 19de-eeuws archetype van de stadsmens. Hij werd geroemd door diverse auteurs en historici, van Balzac en Baudelaire tot Walter Benjamin, en meer recent besproken in publicaties als The Flâneur en The Invisible Flâneuse. Maar dergelijke studies beperkten zich vooral tot de flaneurs in Parijs, terwijl hij ook in andere Europese landen een bekend verschijnsel was, denk maar aan de Scheveningse Boulevard. Bovendien is de flaneur inmiddels ook voor de lens van de moderne media gespot. Aan al deze zaken wordt aandacht besteedt tijdens het congres The Flâneur Abroad: international and historical perspectives on an urban archetype, georganiseerd in samenwerking met het Institute for Research in Visual Culture en the Urban Culture Network van de universiteit. Onderzoekers die een paper willen presenteren kunnen reageren tot 30 december 2011 via richard.wrigley@nottingham.ac.uk.

2011/12/15

Monumentengids Londen

Kerstshoppen in Londen? Ook zin in wat kunsthistorisch verantwoord rondstruinen? Download dan The London List (pdf, 2010) een handige gids van de Britse monumentenzorg, English Heritage. Voor wie al redelijk zijn weg kent in Londen en de bekende toeristentrekpleisters al eens heeft gezien - of vakmatig  geinteresseerd is in architectuur en erfgoed - is dit een handige gids om de stad nu eens met heel andere ogen te bekijken. Historische pubs, kunstenaarstudio's, mansions en scholen, maar ook 19de-eeuwse bestrating en gietijzeren hekwerk worden vermeld. Zelfs wat 'Hollands glorie': zie pp. 42-43 voor de invloed van het Nederlands modernisme op het schitterende gebouw van het Royal Masonic Hospital.

2011/12/14

Architect A.J. Westerman

K&WH heeft haar werkplek in Den Haag in een pand van architect A.J. Westerman. Daarom schrijven we graag iets over de geschiedenis van dit pand:

Arend Jan Westerman (1884-1966) werd geboren in Dalfsen en haalde in 1910 zijn diploma aan de Industrieschool in Zwolle. Hij vond werk bij het bureau van G.A. Belsman in Enschede, maar verhuisde al gauw naar Amsterdam. Tussen 1914 en 1922 werkte hij daar bij de Gemeentelijke Dienst Publieke Werken, afdeling Gebouwen, als bouwkundig ontwerper en later als adjunct-architect. Hij was onder meer verantwoordelijk voor het Poldergemaal aan de Amsteldijk (1919), het Badhuis in de Andreas Bonnstraat (1920-21), de Vierde Ambachtsschool/ Maas Geesteranusschool aan de Baarsjesweg (1922), voor woningbouw aan het Meerhuizenplein en de De Lairaissestraat (1922 ), en de HBS aan de Jozef Israelskade (1923). In 1924 zag Westerman de kans schoon om zich als zelfstandig architect te vestigen. Hij werkte tot ca. 1935 regelmatig samen met andere architecten, waaronder: J. Brouwer, P.J.J.M. Cuypers, J. Jerphanion, H.L. de Jong, J.H. Mulder, J. Dunnebier, Ph. van Niftrik, Tubergen, A. Resink, W.Th.H. ten Bosch, Le Grand, L. Peters en G.A.M. Loogman. Tussen 1916 en 1933 was hij lid van genootschap Architectura et Amicitia.
Westermans oeuvre wordt gerekend tot de Amsterdamse School: een groep toonaangevende architecten die aan het begin van de 20ste eeuw veel sociale woningbouw realiseerde, met name in de Rivierenbuurt. Juist dat geeft het handjevol panden dat Westerman in Den Haag realiseerde, een bijzonder cachet.

Westermans ontwerp voor een woon-/winkelgalerij
aan de Laan van Meerdervoort. Het Vaderland, 27-9-1924.
In het tijdschrift Het Bouwbedrijf werd begin jaren ’20 een ontwerpwedstrijd uitgeschreven voor een winkelgalerij in Den Haag, waarin een café-restaurant met het motto ‘Hans’ opgenomen moest zijn. De verschillende inzendingen werden beoordeeld door een commissie, waarin ook architect H.P. Berlage zitting nam. Westermans ontwerp voor een overdekte winkelgalerij met bovenwoningen bleek de winnaar. In 1924 werd dit ontwerp dan ook gerealiseerd op de hoek Laan van Meerder-voort/Fahrenheitstraat. De gekozen bouwstijl is een mengeling van Amsterdamse School stijl en Nieuwe Zakelijkheid met typerende platte daken en ongebruikelijke raamverdelingen.

Ontwerptekening voor het winkelcomplex
van Lijnkamps Kleedingmagazijn, Het Vaderland 30-1-1926.
Vervolgens brak in 1926 een tweede bouwfase aan. In opdracht van N.V. Lijnkamps Kleedingmagazijn bouwde Westerman aan de andere zijde van de Fahrenheitstraat een woon-/winkelcomplex in dezelfde stijl op de hoek Thomsonlaan. Dit maal werd echter niet gekozen voor een overdekte galerij, maar voor inspringende portieken en schuine winkelingangen. De gevel van het complex kenmerkt zich door gebruik van gele baksteen en een monumentale, doorlopende houten winkelpui, waarin geel glas is verwerkt. Langs de dakrand is in zwart een blokjesmotief geschilderd, dat aansluit bij de kleine glas-in-lood ruitjes in de bovenlichten op de eerste en tweede verdieping. Hierdoor heeft de gevel een herkenbaar ‘ritme’. Hetzelfde glas werd toegepast in de bovenlichten aan de achterzijde en binnenshuis in de kamer- en schuifdeuren, terwijl de ingangs- en schoorsteenpartijen binnenshuis zijn voorzien van bloktegeltjes in groen en zwart. Exterieur en interieur vormen zo een mooie eenheid. K&WH prijst zich dan ook gelukkig met een werkplek in dat pand van Lijnkamp.
In 1927 ontwierp Westerman tussendoor enkele woonhuizen aan de Pioenweg, en landhuizen aan de Hyacinthweg en de Daal-en-Bergselaan. In 1931 werd de 3de fase van het winkelcomplex voltooid. Westerman ontwierp in opdracht van de Nederlandse Bioscoop-Trust het West-End Theater, dat aangrenzend aan zijn eerste winkelgalerij in de Fahrenheitstraat kwam te staan. Het interieur werd door de bekende ontwerper Jaap Gidding verzorgd. Het pand is sindsdien omgetoverd tot supermarkt.
 
Ontwerp woon-winkelcomplex. Het Vaderland, 2-1-1926.
Ondertussen realiseerde Westerman ook een hele reeks ontwerpen in Amsterdam: woningbouw aan de Bestevaerstraat (1924) en Witte de Withstraat (1925-1927), villa’s aan de Apollolaan (1926), woningbouw in de Memlingstraat/Gerrit van der Veenstraat, woon-/winkelpanden in de Scheldestraat (1927), woningbouw aan de Van Spilbergenstraat (1927) en Volkerakstraat/Eendrachtsstraat (1928), de bebouwing van de Maritzstraat/Tugelaweg/De Wetstraat, en woningbouw aan de Amstelkade, Churchill-laan (1930) en de Holbeinstraat (1934). In zijn tijd werd Westerman’s werk gewaardeerd om zijn esthetische kwaliteit en proportieschemas. Zijn ontwerpen werden het besproken in gerenommeerde architectuurtijdschriften als Het bouwbedrijf, Wendingen en Architectura. Langs deze weg zijn ze onderdeel geworden van de architectuur-historische ‘discours’. Na 1945 was Westerman echter nog maar weinig productief. Zijn bekendste naoorlogse ontwerp is het kantoor van de Belgische Assurantiemaatschappij 'A.G. van 1830' aan het Kleine-Gartmanplantsoen te Amsterdam.  

Recente architectuurinventarisatieprojecten, onder meer door de stichting Bonas (NAi), hebben Westermans werk opnieuw in de belangstelling gebracht. Zijn oeuvre bleek groter en invloedrijker dan voorheen werd gedacht. Het woon-winkelcomplex aan de Laan van Meerdervoort, Fahrenheitstraat en Thomsonlaan geldt nu als één van de weinige intact gebleven winkelgalerijen uit deze periode van de architectuurgeschiedenis, die bovendien haar oorspronkelijke functie heeft behouden. Dat geeft de panden een bijzondere cultuurhistorische waarde. Hoewel sommige winkeliers de originele houten pui hebben afgedekt met reclameborden, zijn de gevels goed bewaard gebleven en gemakkelijk in oorspronkelijke staat terug te brengen. De karakteristieke blokjesmotieven onder de dakrand zijn wat vervaagd, maar bleven net als de oorspronkelijke ramen behouden, waardoor het karakteristieke ‘ritme’ in het gevelontwerp nog intact is. Meer aandacht voor deze panden, bijvoorbeeld in de vorm van een monumentenstatus en opname in architectuur-wandelingen en -publicaties, zou goed passen in de plannen van de winkeliersvereniging om nieuwe bezoekersstromen aan te trekken.

2011/12/09

Bis in de Bomenbuurt

De Haagsche Bomenbuurt is altijd rijk geweest aan toko's, maar qua lunchrooms en restaurants kwam ze er jarenlang bekaaid af. Ladies who lunch konden nergens terecht, het gemiddelde culinaire aanbod was een zak patat. K&WH is dan ook heel blij met de nieuwkomers die in recente jaren in de Fahrenheit-straat en de Thomsonlaan zijn gevestigd. Je kunt nu met je laptopje neerstrijken bij Bagels & Beans of Madeleine, of ouderwetse wentelteefjes eten bij De Freule.

Met de komst van Bis echter, is het culinaire aanbod in onze wijk ineens naar een heel ander niveau getild. Chefkok Jeroen Plugge, voorheen bekend van Waterproef, durfde het aan om midden in de economische crisis een op Franse bistro's geinspireerd restaurant te beginnen. Ondanks de slechte berichten over het effect van de crisis op het horecavak, zat de zaak meteen iedere avond vol. Geen wonder met zo'n menukaart.
K&WH werden onlangs getracteerd op het verrassingsmenu met wijnarrangement. De keuze van de chef bleek een boeiend samenspel van traditionele, Hollandse inspiraties, moderne techniek en presentatie. Zo kwam een op de huid gebakken pieterman met venkel en hollandaise voorbij, gevolgd door een torentje van witte biet, buikspek, kabeljauw, omgeven door thijmjus en getopt met een toefje schaaldierenschuim. Het hoofdgerecht was, net als de overige gerechten, nét weer anders dan op de kaart: een mooi gegaarde longhaas met zuurkool. Het dessert was een warm chocoladepotje met een crème anglaise van sinaasappel en basilicum, waarbij we heerlijk stroperige sherry dronken. Leuke, kleine showelementjes die het gesprek aan tafel gaande houden, niet over the top. En dat allemaal voor € 36 p.p. (excl. wijn).  
Net als bij Franse bistro's en brasseries staan steak frites en moules frites altijd op het bord, en voor buurtbewoners en -winkeliers is de wisselende dagschotel een prima beloning voor een dag hard werken. Wie zonder te reserveren binnenloopt, kan een keer pech hebben, maar het loont de moeite om het dan nog eens te proberen. K&WH zijn in ieder geval erg blij dat we nu aan het einde van de straat een leuk adresje hebben, waar we zowel voor een zakelijk diner als gewoon met pa en moe terecht kunnen.

[Een kleine suggestie: wellicht wil Bis eens kennis-maken met de prachtige thee van Betjeman en Barton, want niet-koffiedrinkers zouden bij het natafelen zo graag iets anders zien dan het standaard horecatheezakje dat in de meeste restaurants wordt geserveerd.]

2011/12/06

Een onbekend oeuvre belicht: Gust van de Wall Perné

Een flink aantal jaren geleden zag K&WH op de tentoonstelling Bloeiende symbolen het schilderij De witte lelie, die van den hemel 't licht ontvangt (ca. 1909) van Gust van de Wall Perné. Een schitterend werkje van een kunstenaar waarvan we - eerlijk gezegd - verder niets van wisten. Kort geleden viel ons oog op de schitterende poster van het CODA Museum in Apeldoorn, de aankondiging van de tentoonstelling Gust van de Wall Perné. Nieuwe Kunst rond 1900. Wat een prettige verrassing om eindelijk weer eens een relatief onbekende oeuvre uit de periode rond 1900 uitgediept te zien.
Van de Wall Perné (1877-1911) blijkt een veelzijdig kunstenaar en ontwerper te zijn geweest. Het ontwerpersechtpaar Chris en Agathe Wegerif zag zijn talent en bood hem een plek op hun werkplaats aan, waar producten voor de Arts and Crafts winkel in Den Haag werden vervaardigd. Van de Wall Perné ontwierp onder meer boekbanden, reformkleding, meubels en toneeldecors. Rond 1900 ging hij zich meer toeleggen op schilderen. Hij produceerde vooral symbolistische werken, waarin de (mystieke) natuur een grote rol speelde. Van de Wall Perné is helaas niet oud geworden (slechts 34 jaar), maar was in zijn korte leven betrokken bij enkele hoofdrolspelers uit de kunstwereld van zijn zijn tijd. Naast zijn samenwerking met de Wegerifs, had hij ook goede contacten met Piet Mondriaan.
Ook bij deze tentoonstelling werd gelukkig ruimte gevonden voor een kleine publicatie. Ze is zeer fraai vormgegeven (kijk ook eens onder de stofomslag naar de achterzijde) en bevat kleurillustraties. Bovendien is hierin het niet eerder gepubliceerde woudsprookje De Kolenbrander en de Reus opgenomen, dat Van de Wall Perné in 1908 zelf schreef en illustreerde. Op de website van CODA is een mooie impressie van de tentoonstelling te zien. Zowel tentoonstelling als publicatie zijn absolute aanraders.

Chris Lebeau

Foto: coll. Drents Museum, Assen.
In Museum Willem van Haren is een tentoonstelling te zien over een van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van de eerste helft van de 20ste eeuw: Chris Lebeau. Kunstenaar en anarchist. Lebeau was werkzaam in een veelheid van disciplines - grafiek, kunstnijverheid, glas, batik, textiel en meer. In zijn beeldentaal is mooi de overgang van Nieuwe Kunst naar Art Deco te zien. Naast een overzicht van zijn oeuvre, geeft de tentoonstelling ook een inzicht in Lebeau’s anarchistische achtergrond. Hij kwam uit een socialistisch gezin en was een zeer principieel man, geheelonthouder en vegetariër, met een uitgesproken visie. Hij voelde zich aangetrokken tot de theosofie. Zo volgde hij een tekencursus aan de Vahâna-school, onder leiding van K.P.C. de Bazel en J.L.M. Lauweriks, en nam hij theosofische symboliek op in zijn werk. Ook tekende hij verschillende politieke prenten, onder meer voor het antimilitaristische orgaan De Wapens Neder. In de Tweede Wereldoorlog sloot hij zich aan bij het verzet en vervalste hij persoonsbewijzen en distributiebonnen. In 1943 werden Lebeau, zijn vrouw en leerlinge wegens verzetsactiviteiten gearresteerd. Door de schuld op zich te nemen, zorgde hij voor de vrijlating van de anderen. Na gevangenschap in Scheveningen, werd hij overgebracht naar de concentratiekampen in Vught en Dachau, waar hij kort voor de bevrijding overleed.
Voor kleinere musea is het tegenwoordig lastig om een catalogus te realiseren. De bekende kunstuitgevers in Nederland vragen hiervoor vaak een aanzienlijke bijdrage, die alleen de grote musea nog kunnen ophoesten. Gelukkig is bij deze tentoonstelling bij het FDN Fonds een bescheiden publicatie verschenen, waarin diverse auteurs Lebeau's levensopvattingen belichten en de invloed daarvan op zijn leven en oeuvre bespreken. Ook zijn vriendschap met collega-kunstenaar Jan Mankes en zijn ontwerpen voor tafeltextiel komen aan de orde. Ontroerend zijn de fragmenten achter in het boekje, waarin herinneringen van Nico Frost en Albert de Jong aan Lebeau zijn afgedrukt.

Architectuur en beelden

Een boek dat al wat langer op ons bureau ligt, maar door werkdruk niet eerder op onze blog werd genoemd, is: Een hechte verbintenis. Beelden en architectuur in Den Haag. De meeste Hagenaars lopen op straat met de blik naar het trottoir of de etalages gericht, terwijl juist boven dat blikveld veel moois te zien is. De gevels van vele winkels, kantoren, woningen en andere panden zijn verrijkt met beeldende ornamenten. Met name in het interbellum werden veel gevelsculpturen vervaardigd door grote kunstenaars als Hildo Krop en Jan Altorf. Deze publicatie uit de VOM-reeks van Monumentenzorg Den Haag belicht dit belangrijke, maar vaak over het hoofd geziene onderdeel van de architectuur: gevelsculptuur.
Het boek geeft eerst een toelichting op materiaal en praktijk, en bespreekt daarna per eeuw diverse voorbeelden en thema's. Het is vooral een bladerboek geworden, dat de verschillende soorten en stijlen gevelbeelden en gevelkopjes in beeld brengt, en laat zien welke personificaties, flora en fauna, gedaantes of symbolen zij verbeelden. Ook de Haagse ooievaar komt regelmatig voorbij. De vele ruimtelijke werken versieren niet alleen de gevels, zij vertellen de voorbijganger ook iets over het gebouw en haar eigenaar. Dit boek geeft aan hoe zeer het de moeite loont om op straat 'zomaar' even stil te staan en naar boven te kijken.

2011/11/25

Geschiedschrijving Illustratie Nederland (GIN)

Illustreren is een vak dat veel verschillende disciplines beslaat. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn illustraties toegepast in (kinder)boeken, tijdschriften en kranten; reclamedrukwerk; lesmateriaal, technische en wetenschappelijke uitgaven; stripverhalen en animaties. De ontwikkeling van dit vakgebied is echter nauwelijks in kaart gebracht. In 1998 werd daarom de Stichting Geschiedschrijving Illustratie Nederland (GIN) opgericht.

In 1999-2002 liet GIN een aantal toonaangevende illustratoren, de meesten al op hoge leeftijd, interviewen om hun opleiding, professionele werkwijze, loopbaan en unieke visies op het vak als oral history op geluidstapes vast te leggen. Aan het project werkten mee: cartoonisten Fritz Behrendt en WiBo (Wim Boost), kinderboekillustrator en decorontwerper Wim Bijmoer, grafisch vormgever Hans de Cocq, kinderboekillustratrices Jenny Dalenoord en Atie Siegenbeek van Heukelom, technisch tekenaar Rudolf Das, illustratrice en kunstenares Ruth Fischer, mode-illustratrices Gerda van Gijzel en Constance Wibaut, grafisch ontwerper François ten Have, medisch tekenaar Chris van Huijzen, animator Børge Ring, illustrator Jan Sanders en striptekenaar Piet Wijn.

Voordat het tot een publicatie kon komen, werd GIN opgeheven en haar archief opgenomen in het Nederlands Archief Grafische Vormgeving (NAGO). In 2009 gaf het NAGO aan K&WH de opdracht om het materiaal alsnog te bewerken tot een publicabele vorm. Een leuk project, niet alleen omdat we tussen de illustratoren 'helden' uit onze jeugd troffen, zoals Piet Wijn (geestelijk vader van Douwe Dabbert), maar ook omdat we aan de redactie konden samenwerken met oud-collega Catrien Deys.

Het resultaat, vijftien interviews met bekende Nederlandse illustratoren, is nu te raadplegen op de grafische website van Adviz. De interviews geven niet alleen blijk van hun zeer diverse talenten, hun herinneringen aan inspirerende leermeesters en hun grote liefde voor het vak, maar schetsen ook een boeiend tijdsbeeld. Kort na de oorlog stonden reproductietechnieken nog in de kinderschoenen. Er waren voor freelancers weinig sociale voorzieningen, geen regels over billijke tarifering en geen beeldrechtbescherming. Vanaf de jaren ’70 werden arbeidsvoorwaarden, tarifering en beeldrechten – mede dankzij de opkomst van vakorganisaties – steeds beter geregeld, maar de ontwikkeling van fotografie en digitale media vormden een bedreiging voor de broodwinning. Naast talent en vaktechnische kennis was doorzettingsvermogen dan ook een vereiste. Deze terugblik van vijftien ‘veteranen’ zal hopelijk studenten inspireren en historici stimuleren om de beroepsgeschiedenis van het illustratievak in Nederland verder in kaart te brengen.

2011/11/21

De Haagse dodo

In hoeverre dragen ervaringen in je schooltijd bij aan je latere carrière? De dames K&WH waren bijvoorbeeld als kleutertjes van plan later archeoloog te worden. In de zomer zochten pa en ma braaf een kalk- of leisteengroeve op, zodat de kleine kon graven naar fossielen. Een kist vol versteende schelpjes getuigt daar nog van. Ook werd regelmatig een museum of de oudheidkamer aangedaan, zij het niet zonder protest. Dat pa en ma liever op een terrasje zaten, kwam niet in je op.

Ingang Museum voor het Onderwijs.
Foto: Robert Scheers, Haags Gemeentearchief.
Voor werkende ouders is altijd de vraag, hoe je zo’n kind zoet houdt tijdens de vakanties. Dan kregen we een rolletje toegangskaartjes voor het Schoolmuseum, die kostten maar 50 cent. Zelf met tram 3 naar de Hemsterhuisstraat was al een avontuur op zich. Links van de balie was een aula waar kinderfilms werden vertoond; daarna kon je heerlijk door het museum dwalen. Omdat je als kind een ander besef van tijd hebt, lijkt het alsof we dat urenlang hebben gedaan, vaak op momenten dat er nauwelijks andere bezoekers waren. In de herinnering was de benedengang donker en stonden langs de wanden al even donkere, houten kasten, volgestouwd met opgezette dieren, vreemde voorwerpen, schelpen en andere schatten. De sfeer in het gebouw maakte een onvergetelijke indruk. Hele verhalen verzon je erbij - ook over wat zich achter de gesloten deur van de directiekamer afspeelde.

Dodo Schoolmuseum. Foto: Haags Gemeentearchief.
Het trappenhuis was koel, boven de tegelwanden hingen donkere kistjes met opgeprikte vlinders en tropische reuzeninsecten. Als je de trap op liep, zag je bovenaan een dodo in een vitrine staan. Die heeft het ‘m gedaan! Die dodo fascineerde niet alleen ons, maar ook veel andere Haagse schoolkinderen. Op afdeling natuurhistorie waren kamers ingericht met opgezette dieren. Ze stonden achter glas in een geënsceneerde ‘natuurlijke’ omgeving en er waren knopjes die krakerige bandjes met bos- of vogelgeluiden deden startten. Dat alles gaf juist een onnatuurlijk, wat surreëel effect. Klein en in je eentje voelde je niet helemaal op je gemak tussen al die starende lege oogjes. Toch deed dát je telkens terugkomen.
Bij een bezoek aan de afdeling volkenkunde, met nomadenwoningen, ving je soms een glimp op van de ‘verboden’ opslagruimte wanneer een medewerker in de opstelling aan het werk was. Ook dat gaf je fantasie weer voeding, over wat zich na sluitingstijd allemaal in het museum afspeelde. Dan hebben we het walvisskelet, de vreemde zaken op sterk water en de duikboot nog niet eens genoemd.

Hopeloos ouderwets. Dat moeten toenmalige museumprofessionals hebben gedacht toen de verhuizing naar het Museon en de nieuwe open, heldere opstellingen werden gerealiseerd. Ook elders in Nederland werden 19de-eeuwse museuminterieurs gemoderniseerd en omgetoverd tot lichte, strakke ruimtes met glazen vitrines. Begrijpelijk, want naast mode speelde vooral een wens tot betere conserveringsmogelijkheden daarin een rol. Maar stiekem verlangen wij - en misschien ook andere Hagenaars die kind aan huis waren in het Schoolmuseum - terug naar die donkere museumgang en stoffige houten kasten, die zo tot je verbeelding spraken. Gelukkig houdt het Museon haar dodo in ere. Inmiddels weten we dat ie helemaal niet was opgezet, zoals we vroeger dachten. Het betrof een van de eerste reconstructiemodellen. Voor ons is die dodo een icoon uit de kindertijd, hét symbool van onze jeugd en latere liefde voor kunst, geschiedenis en erfgoed.

2011/11/20

Kunst & Westerse Esoterie

Sinds 1996 hebben kunsthistorici Marty Bax, Andréa Kroon en Audrey Wagtberg Hansen in diverse projecten aandacht gevraagd voor de relatie tussen kunst & westerse esoterie. Omdat onze doelstelling inmiddels ruimschoots is behaald, vinden we de tijd rijp om ons te richten op andere kennishiaten in het vakgebied. Met een (Engelstalige) column willen we onze gezamenlijke ‘lobby’ voor het onderwerp voor lopig afsluiten. Klik op deze link om verder te lezen.

2011/11/17

Cadeautip voor Sint (2)


Liefhebbers van boeken, boekdrukkunst of toegepaste kunst maken we graag attent op een prachtige uitgave, die alweer enige tijd geleden verscheen: Gesloten boeken. De mooiste boekbanden van het Koninklijk Huis. Deze publicatie belicht 75 boeken uit de 19de en 20ste eeuw, die niet vanwege hun inhoud, maar juist vanwege hun rijke banddecoratie werden geselecteerd. Door de kostbare materialen, opmerkelijke vormgeving of luxe uitvoer­ing behoren ze tot de topstuk­ken van het Koninklijk Huisarchief. De banden zijn gemaakt van uiteen­lopende materialen, zoals goud­bestempeld leer, gemar­merd of bedrukt papier, zijde of fluweel, of gebatikt perka­ment (met name banden van C.A. Lion Cachet). Daarnaast werden ze rijk versierd met beslag in koper, zilver of goud, kunstig gesneden hout of ivoor, voorzien van inlegwerk of zelfs edelstenen (zoals het Typografisch Album van drukkerij Enschedé naar ontwerp van P.J.H. Cuypers). Op sommige banden glinsteren zeer kostbare materialen, andere schitteren in hun eenvoud en doordacht ontwerp.
De oudste band komt uit de bibliotheek van Koning Lodewijk Napoleon en dateert van 1801-02, de jongste is aangeboden aan Koningin Beatrix en werd gemaakt in 1993. Het zwaartepunt in deze publicatie ligt echter op de ontwikkeling in vormgeving in de tweede helft van de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw, van het ‘Historisme’ tot de ‘Nieuwe Zake­lijk­heid’. Ook de ‘Nieuwe Kunst’, de decoratieve stijl, die rond 1900 de Nederlandse beeldende kunst, vorm­geving en typografie tot nieuwe hoogtepunten bracht, is ruim vertegen­woor­digd. Andere thema’s zijn banden met monogrammen en wapens, de invloed van de Japan­se kunst en de relatie met Nederlands-Indië.
Al deze banden werden geschonken aan leden van het koninklijk huis of zijn afkom­stig uit hun persoonlijk bezit. Besproken worden onder meer huldeblijken, gedenk­boeken, bijbels en fotoalbums. Zo is er bijvoorbeeld het in wit perkament gebonden exemplaar van de Grondwet, waarop Koningin Juliana bij haar inhuldiging in 1948 de eed aflegde en een fraai gebonden fotoalbum dat de hofhouding in 1861 schonk aan Koningin Anna Paulowna.
De publicatie werd geschreven door Audrey Wagtberg Hansen en verscheen al in 2003, bij een tentoonstelling in Museum Meermanno ter gelegenheid van het afscheid van de toenmalige directeur van het Koninklijk Huisarchief, drs. B. Woelderink. K&WH heeft hieraan destijds met veel plezier meegewerkt. Het bijzondere boekje is nog verkrijgbaar in de museumwinkel van Meermanno (ISBN 9080324620) voor slechts € 16,50. Leuk voor in de schoen, of straks onder de kerstboom.

2011/11/14

Cadeautip voor Sint


Wie nog een bijzonder, betaalbaar Sint- of kerstcadeautje voor een kunstliefhebber zoekt, geven we graag de volgende tip: de monografie over beeldend kunstenaar Henri Verstijnen (1882-1940), verschenen in de reeks over kunstenaars rond 1900 van het Drents Museum. 
Verstijnen werd geboren in een welgestelde Brabantse familie en bracht zijn jeugd door in Soekaboemi in Nederlands-Indie. Na zijn opleiding was hij aanvankelijk was werkzaam als ceramiekontwerper voor de beroemde firma Wahliss in Bohemen en de Société Céramique te Maastricht, omdat de familie van zijn verloofde alleen met een huwelijk wilde instemmen als hij een vaste baan had. Eenmaal getrouwd ging Verstijnen zich steeds meer toeleggen op het vrije kunstenaarschap. Als beeldend kunstenaar zou hij zijn leven lang blijven worstelen met de strijd tussen zijn artistieke idealen en de noodzaak om met commerciële opdrachten in het onderhoud van zijn gezin te voorzien. 
Ontwerp Société Céramique.
Foto: Geheugen van Nederland.
Zo was Verstijnen commercieel actief als illustrator en reclematekenaar. Voor De Groene Amsterdammer tekende hij spotprenten van dieren met menselijke trekjes, die erg populair werden bij het grote publiek.
In zijn vrije werk waren diezelfde dieren, maar ook de exotische flora en fauna van het Indie uit zijn jeugd belangrijke inspiratiebronnen. Verstijnen was overtuigd aanhanger van de theosofie en verwees hiernaar in zijn werk met subtiele kleursymboliek, boeddha's, lotusbloemen en witte pauwen. Hij onderscheidde zich van tijdgenoten door zijn opmerkelijke grafische experimenten en kleurgebruik. Zo ontwikkelde hij een eigen lithografisch procédé, grafico, en werkte hij in een krastechniek op zelf geprepareerd papier. Zijn recepturen hiervoor zijn bewaard gebleven.
Van 1918 tot 1940 woonde en werkte Verstijnen in Den Haag, waar hij actief lid was van de Haagse Kunstkring en Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio. Daarnaast ontwierp hij boekbanden en verzorgde hij illustraties in kinderboeken om in zijn broodwinning te voorzien. Meest populair waren zijn illustratires werk voor het Indische sprookje Kantjil de dwerghinde, uitgegeven bij Kluitman in 1936.  
Illustratie uit Kantjil, 1936.
Foto: DBNL.
Wie zich verdiept in het werk van Verstijnen, leert hem kennen als een creatieve duizendpoot, die zich niet graag beperkte tot een bepaald medium. Zijn fantasie, optimisme en humor komen in zijn werk sterk naar voren.
Een collectie van Verstijnens werk bevindt zich nu in het Drents Museum, waar in 2006 door K&WH de eerste overzichtstentoonstelling over deze relatief onbekende kunstenaar werd georganiseerd. De bijbehorende, prachtig geillustreerde monografie is inmiddels uitverkocht bij de uitgever, maar bij ons kunt u nog een auteursexemplaar bestellen voor het gereduceerde tarief van € 10 + € 2,76 porti. Contact: audrey@kroonwagtberghansen.nl.

2011/11/11

Overdekt winkelen

De recente renovatie was voor Monumentenzorg Den Haag een reden om een nieuwe publicatie te wijden aan De Haagse Passage. Geschiedenis van een nieuw winkelfenomeen.

Vroeger moest je fysiek over de drempel van een winkel stappen om iets te kunnen bekijken. Dat deed je uitsluitend wanneer je iets écht nodig had en bovendien genoeg geld op zak had. Een jurk voor de lol passen, was er niet bij. Plezierwinkelen werd in de 19de eeuw mogelijk door de opkomst van een middenklasse met koopkracht en door technische ontwikkelingen in de glasindustrie. Door de productie van grotere glasramen werden etalages groter en dat betekende: meer verkoopwaren tegelijkertijd kunnen tonen aan het passerende publiek. Nu werd het voor alle klassen mogelijk om zich te vergapen aan al het fraais, zonder de verplichting tot aanschaf. 'Window shopping' was een feit. Maar een plensje regen kon al dat nieuwe consumentenplezier gemakkelijk bederven, dus bedacht men de overdekte winkelpassage. Graag zouden we schrijven dat Den Haag hiermee in 1855 de primeur had, maar Rotterdam was ons nét voor. De onze was natuurlijk wel mooier. In 1929 werd de Passage uitgebreid en ontstond een mooie mix van 19de- en 20ste-eeuwse architectuur. Wie de ingang aan de Hofweg inloopt, kan nog de fraaie Art Deco elementen bewonderen, die ooit deel uitmaakten van de Passagebioscoop. Bij de recente renovatie is dan ook getracht de oorspronkelijke staat zo veel mogelijk recht te doen. De transformatie van de gevel van nr. 35 (ooit de bekende notenwinkel) is daarvan een treffend voorbeeld.
Het boek is rijk geïllustreerd en beschrijft de geschiedenis van het winkelparadijs heel overzichtelijk, al is er over de periode van de tweede wereldoorlog tot de renovatie blijkbaar weinig te melden. We vragen ons af waarom er eigenlijk geen bijdrage werd opgenomen van Jan Hein Furnée, die als historicus gespecialiseerd is in de geschiedenis van het winkelen in Den Haag en een boek over 'Plaatsen van beschaafd vertier' voorbereid. Verder doet de vorm- en druktechnische productie niet zo 'sjiek' aan als het onderwerp misschien doet verwachten.

Wie na een bezoekje aan de Passage in echte shopping-stemming is gekomen, dan doorlopen naar het Haags Historisch Museum voor de tentoonstelling Mijn Den Haag winkelt!. Tot januari 2012 kun je hier terecht voor een sfeerbeeld van het winkelen van toen, dat wordt opgeroepen met foto's, posters, verpakkingsmateriaal, en zelfs een gereconstrueerde hoeden- en pettenwinkel.

2011/11/09

Berlage en Indië

Bij Uitgeverij 010 verscheen recentelijk een boek(je) van Herman van Bergeijk, waarin H.P. Berlage's fascinatie met Nederlands-Indië voor het eerst overzichtelijk wordt belicht.
De bekende architect realiseerde in 1900 en 1913 gebouwen in Soerabaja en Batavia en maakte in 1923 een rondreis op uitnodiging van Indische kunstenaars- en architectenverenigingen. Zijn Reisbrieven verschenen in de Haagse krant Het Vaderland. Vervolgens kreeg Berlage opdrachten om een rapport over de tempels in Prambanan uit te brengen en een uitbreidingsplan voor Batavia te ontwerpen. Hij maakte schetsen en zoog de Indische cultuur in zich op. In 1931 werd Mijn Indische reis. Gedachten over cultuur en kunst uitgegeven. Van Bergeijk geeft een chronologisch overzicht van al deze ontwikkelingen en hun impact op het oeuvre van de architect. In bijlagen zijn daarnaast voordrachten, rapporten en brieven gebundeld en daarmee makkelijker toegankelijk gemaakt. Berlage en Nederlands-Indië. 'Een innerlijke drang naar het schoone land' is daardoor een mooie aanvulling op de bestaande literatuur over deze architect.

2011/11/07

Kunst en theosofie

TheArtArchives heeft een database met 26.000 namen en biografische gegevens van theosofen online gezet, waaronder veel Nederlanders. Sinds de oprichting van de Theosophical Society in New York in 1875 zijn veel moderne kunstenaars, waaronder Piet Mondriaan, in hun werk door deze levensbeschouwelijke stroming geinspireerd. Tot voor kort was het echter lastig om na te gaan of een kunstenaar, zijn clientele of bredere relatienetwerk een band hadden met de theosofische vereniging. De nieuwe database biedt onderzoekers een belangrijke nieuwe ingang voor biografisch en genealogisch onderzoek, en aanwijzingen voor nieuwe interpretaties van moderne kunst.
Overigens komen niet alleen kunstenaars, maar allerlei 'cultuurdragers' in de database voor, van W.B. Yeats tot Maria Montessori, van Albert von Schrenk-Notzing tot exotische figuren als Cornelius Johnson Phelps Ibaré-Ahinsan.
K&WH feliciteert collega Marty Bax graag met dit initiatief en hoopt dat veel vakgenoten meteen een duik in de database zullen nemen. En daarnaast een tweede felicitatie voor de nominatie van Bax' proefschrift Het Web Der Schepping. Kunst en theosofie in Nederland, van Lauweriks tot Mondriaan voor de Karel van Manderprijs van de Verening van Nederlandse Kunsthistorici.

Vereeniging De Sphinx

Op 7 maart 1866 werd in Den Haag door Donald Jacob Baron Mackay (1839-1921) de Vereeniging De Sphinx opgericht, in hotel Groot Keizershof op het Buitenhof. Ter gelegenheid van haar 145-jarig bestaan verscheen een gedenkboek, geschreven door bestuurslid Sjaak Zonneveld en verkrijgbaar bij Uitgeverij De Nieuwe Haagsche. Het boek beschrijft de oprichting en ontwikkeling van de vereniging tot op heden, en geeft tevens enig inzicht in de achtergrond van de leden en de door hen besproken onderwerpen.
Het doel van de vereniging was ‘gedachtenuitwisseling’ over onderwerpen van kunst en wetenschap onder de ledengroep, via lezingen en debatten. Den Haag was destijds rijk aan zulke besloten herensociëteiten, die algemene ontwikkeling of hulp aan goede doelen combineerden met gezellig samenzijn en een borreltje. Ook De Sphinx had zo'n intiem', ‘broederlijk’ karakter. Het onderling besprokene werd niet naar buiten gebracht, lidmaatschap werd niet publiek gemaakt en tot 2004 konden dames zelfs geen lid worden. Het gedenkboek is dan ook interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de Haagse beau monde en haar verenigingsleven.
In een bijlage is een korte biografie van Mackay opgenomen. Hij was student op Gymnasium Haganum en studeerde rechten te Leiden. Na het behalen van zijn docterstitel was hij werkzaam bij het Nederlands gezantschap in Londen en later het Ministerie van Koloniën in Den Haag. Van 1871 tot 1877 was Mackay Liberaal lid van de Tweede Kamer. Hierna vertrok hij naar Engeland, waar hij zich tot Brits onderdaan liet nationaliseren en de Schotse titel ‘Lord Reay’ erfde. Hij verwierf een zetel in het House of Lords en huwde een vermogende weduwe, Fanny Hasker. Vervolgens werd hij benoemd tot Gouverneur van Bombay en later onderminister voor India. Al die tijd hield Mackay contact met De Sphinx, ook na zijn terugkeer in Londen. In 1917 werd hij slachtoffer van een ernstige aanrijding. Zijn gezondheid bleef zorgelijk en hij overleed in 1921.

2011/11/03

't Binnenhuis belicht

Yvonne Brentjens timmert hard aan de weg om dé museumspecialist in kunst rond 1900 te worden, door het publiceren van een gestage stroom monografieën over  kunstenaars, ontwerpers en bedrijven uit deze periode. Het zoveelste boek van haar hand verscheen bij de gelijknamige tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum: Rechte stoelen, rechtschapen burgers. Wonen volgens 't Binnenhuis (1900-1929). Dit beroemde verkooplokaal 'ter meubilering en versiering van het interieur' bevond zich op het Rokin in Amsterdam en werd opgericht door architect H.P. Berlage, ontwerper Jac. van den Bosch en zilversmid Willem Hoeker. De betrokken ontwerpers waren echter niet het uitgangspunt voor het onderzoek. Brentjens richtte zich op het in kaart brengen van de clièntele van de kunstnijverheidshandel. De basis hiervoor vormde het opusboek dat door Jac. van den Bosch werd bijgehouden. Zo wordt, zoals Benno Tempel in zijn voorwoord schrijft, 'een fascinerend beeld geschetst van de culturele en intellectuele elite van Nederland in de eerste decennia van de twintigste eeuw'. Dit soort prosopografisch onderzoek wint sinds de publicatie in 2006 van het proefschrift van Marty Bax, over netwerkrelaties in de kunst rond 1900, aan populariteit onder kunsthistorici.
Het resultaat van Brentjens intensieve onderzoek is een dikke pil geworden, met hoofdstukken over oprichters, geldschieters, medewerkers en cliënten, rijk geïllustreerd met stemmige zwart-wit foto's van de oorspronkelijke interieurs. Er is ook aandacht voor de idealen over gemeenschapskunst en maatschappelijke discussies, die de vormgeving van medewerkende ontwerpers beïnvloedden. In een kleurkatern achterin het boek is de kunstnijverheid van 't Binnenhuis uit de museumcollectie in heldere foto's weergegeven. Een tweede bijlage geeft een alfabetisch overzicht van cliënten en de door hen aangekochte voorwerpen. De publicatie is verkrijgbaar bij WBOOKS, een uitgeverij ontstaan uit de fusie van Waanders en d'Jonge Hond. De tentoonstelling is nog tot maart 2012 te zien in het Gemeentemuseum.

2011/10/31

Breitner als fotograaf

G.H. Breitner, Meisje in kimono (Geesje Kwak), 1893.
Foto: collectie RKD
Vijftig jaar geleden ontving het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in een schenking foto's en negatieven van schilder George Breitner (1857-1923). In november 2011 maakt het RKD een database met 2.300 foto's en begeleidende tekst online toegankelijk. Hoewel Breitner's foto's aanvankelijk slechts als studies voor zijn schilderijen werden gezien, worden ze inmiddels ook hoog gewaardeerd om hun artistieke kwaliteit. Verder vormen ze een interessante documentatiebron over het Amsterdam rond 1900.
Wie de originele foto's van Breitners van dichtbij wil zien, kan nu terecht in het Van Gogh Museum. Een selectie van zijn werk is opgenomen in de tentoonstelling Snapshot. Schilders en fotografie, 1888-1915, naast foto's van tijdgenoten Pierre Bonnard, Maurice Denis, Henri Evenepoel, Henri Rivière, Felix Vallotton en Edouard Vuillard.

2011/10/24

Collectie Expressionisme MoMA



Het Museum of Modern Art (New York) heeft een website gewijd aan haar collectie Duitse expressionistische werken op papier. De site geeft een mooi overzicht van deze vernieuwende 20ste-eeuwse kunststroming. Ze bevat een tijdlijn en zoekmogelijkheid door de collectie van meer dan 3.000 objecten via thema, stijl, kunstenaar, tijdschriften, etc. In de geillustreerde boeken kan virtueel worden gebladerd. Alle grote expressionisten zijn vertegenwoordigd: van Max Beckmann en Otto Dix, tot Paul Klee en Egon Schiele.

2011/10/17

'Kleine' wereldtentoonstellingen


Foto: http://greatexhibitions.blogspot.com
De University of Wolverhampton organiseert op 26 en 27 april 2012 het interdisciplinaire symposium Great Exhibitions in the Margins, 1851-1938. De wereldtentoonstellingen uit het verleden zijn een rijke bron van informatie voor onderzoekers, maar tot nu toe ging de aandacht hoofdzakelijk uit naar die in de grote steden van Europa en Amerika. Vanwege de enorme publiek belangstelling hebben echter ook kleinere steden als Luik, Poznan en Edinburgh een poging gedaan om een great exhibition te organiseren. Deze waren weliswaar kleiner in omvang, maar de ambities waren groot, omdat deze evenementen het doel hadden de stad internationaal te profileren. Het symposium besteedt aandacht aan de invloed van de grote op de kleine evenementen, de wijze van tentoonstellen, de relatie met visuele cultuur en andere aspecten van het fenomeen. Naar aanleiding van het symposium zal een publicatie verschijnen en wordt een academisch netwerk opgezet. Geinteresseerden kunnen nog tot 1 november a.s. een suggestie voor een paper indienen. Meer informatie is te vinden op de blog van de organisatie.

2011/10/13

Kunst en nationaalsocialisme

De komende periode is er veel aandacht voor de relatie tussen nationaalsocialisme en kunst. In München vindt op 20 en 21 oktober a.s. het congres Die Grossen Deutschen Kunstausstellungen 1937-1944/45 plaats, georganiseerd door het Zentralinstitut für Kunstgeschichte i.s.m. het Haus der Kunst. Het congres behandelt de door de nazi's goedgekeurde tentoonstellingen in het voormalige Haus der Deutschen Kunst. Tevens wordt de nieuwe database http://www.gdk-research.de/ gelanceerd, waar voor het eerst alle destijds getoonde werken zijn te zien. Meer informatie via gdk@zikg.eu.

Eveneens op 20 en 21 oktober a.s. wordt in Wenen het congres Das Künstlerhaus im Nationalsozialismus Tagung gehouden. Hier wordt de rol die het Künstlerhaus en haar medewerkers in het nationaalsocialisme speelden, besproken. Meer informatie via: office@k-haus.at.

Op 22 februari 2012 wordt The Challenge of Nazi Art georganiseerd door de College Art Association, Los Angeles. Hier wordt gekeken naar wat onder ‘nazi kunst’ wordt verstaan, hoe de kunstmarkt er destijds uitzag, wat het doel van  kunstuitingen in deze periode was, etc. Meer informatie via: vandykeJ@missouri.edu.

2011/10/09

"The End is Nigh!"



Bijbelse taferelen, hel en verdoemenis, het einde der tijden. Zelden zijn ze zo mooi en meeslepend in beeld gebracht als door de Engelse Romantische kunstenaar John Martin (1789-1854). Zijn werk is nu te zien in Tate Britain (Londen) in de tentoonstelling: John Martin. Apocalypse. Het werk van deze visionaire schilder was in zijn tijd zeer populair; het grote publiek kon geen genoeg krijgen van zijn apocalyptische voorstellingen. Maar kunstcritici waren minder gecharmeerd en vonden zijn werk  'distasteful': te dramatisch en theatraal. Vraag is echter welke ingetogen apocalyps zij dan wel voor ogen hadden?

John Martin, The Great Day of His Wrath, 1851-53.
Foto: Tate Britain, Londen.
De invloed van Martin's schilderijen is terug te zien in de latere popcultuur, onder andere in films, albumhoezen en animaties. De tentoonstelling (een samenwerking met de Laing Art Gallery in Newcastle) is het grootste overzicht van Martin's werk sinds zijn overlijden. Onderstaande promo brengt de bezoeker alvast in de juiste stemming:

Surrealisme en egyptomanie

Het interdisciplinaire tijdschrift Dada/Surrealism heeft een call for papers verspreid voor het thema-nummer 'Wonderful Things': Surrealism and Egypt, dat in 2012 zal verschijnen. Het is dan 90 jaar geleden dat Howard Carter (1874-1939) het graf van Toetankhamon opende en een 'egyptomanie' in de kunsten veroorzaakte (de tweede ronde, want een eerste volgde op de publicatie van Description de l'Égypte in 1808-1829). Met name surrealistische kunstenaars zoals Man Ray, Leonora Carrington, Lee Miller en André Breton waren gefascineerd door de architectuur, mystieke symboliek en vormgeving van het oude Egypte. Suggesties voor bijdragen (max. 250 woorden) zijn welkom tot 16 oktober 2011. Meer informatie op deze website.

2011/09/27

Oproep: Haagse smaken

Het volgende deeltje uit onze zakboekjesreeks Den Haag rond 1900 staat in het teken van de eetcultuur. Haagse smaken. Culinair Den Haag rond 1900 zal de vormgeving van restaurants, cafés, lunchrooms, melkinrichtingen, theepaviljoens en poffertjeskramen belichten. Voorbeelden zijn Riche, Paulez, De Vette Hen, Krul, De Sierkan, Plasman en Paviljoen Malieveld. Natuurlijk is er ook aandacht voor de prachtige verpakkingsontwerpen voor bekende Haagse lekkernijen en historische menukaarten. Aangevuld met recepten uit kranten en kookboeken rond 1900, zal het boekje een uniek stukje Haagse eetcultuur in beeld brengen.
Net als bij vorige deeltjes, vragen de auteurs weer de hulp van Hagenaars en andere geïnteresseerden. Kent u een bijzondere locatie, die niet mag ontbreken in het boekje? We horen het graag! Tips zijn welkom via audrey@kroonwagtberghansen.nl of via twitter: @kwhnieuws. Vorige deeltjes zijn te vinden in de webwinkel van uitgeverij De Nieuwe Haagsche.

2011/09/24

2011/09/20

Nieuw Lalique museum

Vormgever René Lalique (1860-1945) kreeg bekendheid met zijn schitterende ontwerpen voor juwelen in Art Nouveau stijl, gedragen door beroemdheden als actrice Sarah Bernhardt. Later in zijn carrière verlegde hij zijn aandacht naar glas. Zo ontwierp hij vele parfumflessen in Art Deco stijl, maar ook de beroemde glazen panelen van de Oriënt Express treinwagons. De bewaard gebleven voorbeelden van zijn werk zijn helaas voor gewone stervelingen onbetaalbaar geworden, maar gelukkig kunnen we ze bewonderen in diverse musea, waaronder het Musée des Arts Décoratifs in Parijs, het Museu Calouste Gulbenkian in Lissabon en het Japanse Lalique Museum in Hakone. Bovendien werd in juli 2011 in Wingen-sur-Moder het nieuwe Musée Lalique geopend.
Het gebouw van Lalique's voormalige glasfabriek uit 1919 werd hiertoe verbouwd tot een museum met moderne expositiefaciliteiten, een mooie tuin en een lekker restaurantje. Diverse particuliere verzamelaars, de huidige Lalique fabriek en diverse musea stelden bruiklenen beschikbaar, terwijl dankzij de Vriendenvereniging van het nieuwe museum ook een begin met een vaste collectie gemaakt kon worden. De eerste opstelling toont dan ook een fraaie collectie van ca. 500 sieraden, vazen, parfumflessen, lampen en andere ontwerpen van Lalique. Meer informatie is te vinden in een online brochure (pdf).

2011/09/15

Bekend maakt Bemind

Jellie Brouwer
interviewt Ida Does
Wethouder Rabin Baldewsingh heeft een nieuwe visie voor monumentenzorg in Den Haag gepresenteerd, onder de noemer Bekend maakt Bemind. Onderdeel van die visie is de verkenning van gebouwd Indisch erfgoed. Bij de presentatie in Pathé Buitenhof op 13 september j.l. werd een mooie film over Haagse monumenten van documentairemaakster Ida Does getoond. Hierna vond een paneldiscussie plaats onder leiding van Jellie Brouwer, met Haagse architecten Peter Drijver en Rainer Bullhorst, voormalig directeur Stadsherstel Irma van Leeuwen en kunsthistorica Audrey Wagtberg Hansen van K&WH. De discussie draaide onder meer om vragen als 'Is de emotionele waarde van een gebouw net zo belangrijk als de economische waarde?' en 'Zou het onderwijs meer aandacht kunnen besteden aan stadsgeschiedenis?'. Na afloop werd het voltallige team van de gemeentelijke afdeling Monumentenzorg, dat wordt geleid door Henk Ambachtsheer, in het zonnetje gezet. Zeer verdiend!

Wethouder Baldewsingh reikt een boeket uit aan de medewerkers van Monumentenzorg.


Register Freelance & Zelfstandige Kunsthistorici



Begin 2010 werd het Register Freelance & Zelfstandige Kunsthistorici (RFZK) opgericht. Doel van het register is ondernemers onder de vakgenoten te verenigen en beter zichtbaar te maken voor opdrachtgevers. Vanaf is het register ook op Twitter actief: @RFZK.

2011/09/09

Moderne kunstenaars, heb meelij!

Goeie kans dat u in een galerie voor hedendaagse kunst een zogeheten installatie tegenkomt. Een ruimtelijk kunstwerk, soms met beeld of geluid of bewegende onderdelen. Neem bijvoorbeeld Pulchri Studio. Hier was recentelijk een installatie te zien met daarin een schokkend filmfragment over de slacht van een dier en een andere, waarin een zich herhalend geluidsfragment van een bekend liedje was verwerkt. Galeriebezoekers wandelen binnen, nemen (al dan niet geinteresseerd) kennis van de installatie, reageren conform de intentie van de kunstenaar op geluid en beeld en wandelen weer rustig naar buiten.
Maar waar houdt de maker van zo'n kunstwerk nou nooit eens rekening mee? De galeriemedewerkers. De dames bij Pulchri bijvoorbeeld, die de schone taak hebben om iedere dag in de expositiezaal te zitten om bezoekers van informatie te voorzien. Die daarbij onafgebroken worden getracteerd op het zich herhalende het geluid van dat stervende dier of liedfragment, waardoor zo'n installatie vaak al na enkele uren irritant en tegen het einde van de expositie ronduit gekmakend is. De enige oplossing: de stekker er eventjes uit...
Tip voor moderne kunstenaars: ga zelf acht uur per dag, zes dagen per week, drie weken lang naar je eigen installatie luisteren, voordat je besluit deze te exposeren. Alleen dan besef je het werkelijke effect op de toeschouwer.

2011/09/06

Wiener Opulenz

Een van de opmerkelijkste Oostenrijkse schilders uit de 19de eeuw was Hans Makart (1840-1884). Makart stond in zijn tijd bekend om zijn rijke, opulente kleurgebruik en monumentale schilderijen. Er was zelfs sprake van een ware rage, waardoor termen als 'Makart-Rot', 'Makart-boeketten' en zelfs 'Makart-décolleté' in zwang kwamen. Zijn theatrale stijl leende zich goed voor toepassing in ontwerpen voor opera, theater en mode.
Makart was een populaire figuur met een extroverte persoonlijkheid. Hij was goed in zelf-promotie en zijn rijk ingerichte studio werd het middelpunt van atelier bezoeken, decadente feesten en verkleedpartijen. Tegenwoordig is Makart’s werk buiten Oostenrijk nauwelijks bekend; hoog tijd dus om een inhaalslag te maken. In Wenen zijn op dit moment twee tentoonstellingen te zien: Makart. Maler der Sinne en Makart. Ein Künstler regiert die Stadt, waarin naast schilderijen ook tekeningen, foto’s, kostuums en het model voor een ceremoniële wagen te zien zijn.
Het is fijn dat nu - na alle aandacht voor expressionistische kunstenaars. met depressieve inslag als Schiele - we nu eens eindelijk mogen zwelgen in rood pluche, pauwenveren en klatergoud.
Natuurlijk zijn ook de catalogi verplichte kost: Maler der Sinne (ook in Engelse versie) bespreekt onder meer de relatie tussen de kunstenaar en de Müncher Schule, Makart's fotografie en zijn Franse critici. Ein Künstler regiert die Stadt belicht Makart en zijn 'gevolg', de theaterinvloeden in zijn oeuvre, zijn kostuumontwerpen en vergelijkingen met latere 'superstars' van de kunst, zoals Andy Warhol. De tweede catalogus is fraaier vormgegeven; de eerste is wat gedegener, wat bij zo'n flamboyante kunstenaar een beetje jammer is.
(Mocht u daarwekelijk naar Wenen gaan, wilt u dan voor ons minstens één keer koffie gaan drinken in het Café Central? We raden u aan een 'Maria Theresia' te bestellen...)

Retrospectief Ford Madox Brown

In de Manchester Art Gallery is vanaf 24 september a.s. een tentoonstelling gewijd aan de schilder Ford Madox Brown (1821-1893). Het is het eerste grote retrospectief van zijn werk sinds 1964. Hoewel deze kunstenaar geassocieerd wordt met de Pre-Raphaelite Brotherhood en daarmee inderdaad goede contacten onderhield, was hij nooit daadwerkelijk lid van deze groep. Madox Brown speelde echter wel een grote rol in de ontwikkeling van PRB, omdat zijn vernieuwende stijl werd bewonderd door onder meer Dante Gabriel Rossetti (1828-1882).

Take your Son, Sir!
Tate Gallery, Londen.
Foto: Wiki.
 De tentoonstelling laat Madox Brown zien als een veelzijdig schilder, tekenaar en portrettist, maar ook als ontwerper van meubels en glas-in-lood. Aan de hand van elf thema's wordt de bezoeker rondgeleid door zijn leven en ontwikkeling als kunstenaar. Opmerkelijk aan de onderwerpskeuze van Madox Brown is bijvoorbeeld zijn maatschappijkritiek. Zo was hij een van de weinige kunstenaars die een schilderij wijdde aan de problematiek van het ongehuwd moederschap (Take your Son, Sir!, 1851-56). Er zijn 140 werken uit openbare en particuliere collecties bijeengebracht. Wie nog even geduld heeft, kan de tentoonstelling straks iets dichter bij huis zien, want ze reist in 2012 door naar het Museum voor Schone Kunsten Gent.

2011/08/17

'Wat een mooie deuren'

Na het succes van de Zomerexpo 2011 maakte het Gemeentemuseum Den Haag - ietwat voorspelbaar - bekend dat het een jaarlijks terugkerend fenomeen zal worden. Op de blog van Metropolis M verscheen onlangs een artikel, waarin forse kritiek op dit project werd geuit. We kunnen ons in de toon van dat stuk niet in vinden (de discussie academie versus amateur vinden we achterhaald), maar we hebben wel onze eigen bedenkingen bij de Zomerexpo.

Eerder op deze blog wezen we op het feit dat dit geen origineel, maar een uit Engeland overgenomen concept is. Toegegeven, musea hebben geld nodig; een kaskraker is altijd welkom. Vraag is echter, of het museum op de stoel van de galerie moet gaan zitten. Bij ons bezoek zagen we opvallend veel werken van hedendaagse kunstenaars die een aantal straten verderop ook te zien zijn, bijvoorbeeld bij Pulchri Studio. Dezelfde hedendaagse kunst (een mix van toekomstig erfgoed en tenenkrommende huisvlijt, met tussendoor een opzettelijke shocker) is te zien in het reguliere aanbod van het Nederlandse galeriecircuit. Ons bekroop dan ook steeds meer ook het gevoel door een van die galeries te wandelden. Pulchri zou evengoed jaarlijks een tentoonstelling kunnen organiseren, waarin amateurs anoniem een kans krijgen.

De kwaliteit van het getoonde terzijde, voor ons is de locatie juist het discussiepunt: wat is een museum? Een pretpark of kennisinstituut? Of beide, in welke verhouding? Deze tentoonstelling trekt publiek, maar toont geen erfgoed, verspreidt geen nieuwe onderzoeksresultaten, draagt niet wezenlijk bij aan educatie. Door dit 'galerievenement' jaarlijks te organiseren in één van de belangrijkste Nederlandse musea, is jaarlijks een aantal museumzalen minder beschikbaar voor thematentoonstellingen met binnen- en buitenlandse bruiklenen, terwijl die ook publiekstrekkers kunnen zijn. Meer circus in het museum betekent in dit geval: minder vakkennis inzetten en minder kennis verspreiden, en de groeiende groep mensen die niet begrijpt waarom musea subsidie verdienen op zijn wenken bedienen. Tekenend is de opmerking van onze medebezoekster bij het verlaten van de Zomerexpo: ‘Het mooiste wat ik gezien heb, zijn de deuren van Berlage’.

De Royal Academy of Arts in Londen, waarvan het idee is overgenomen, is een kunstacademie. Een opleidingsinstituut ‘where art is made, exhibited and debated’. En dat geeft aan wat de juiste plek is voor dit specifieke concept. Het Gemeentemuseum lijkt de 'Summer Exhibition' te hebben overgenomen met het oog op de cijfers, zonder zich te realiseren in welke context het is ontstaan. K&WH vindt het jammer dat hiervoor één 'echte' tentoonstelling uit het jaarprogramma van het museum zal verdwijnen. We voorzien dat het Drents Museum, waar later dit jaar een spectaculaire nieuwe vleugel wordt geopend, veel terrein zal winnen als het om spraakmakende thematentoonstellingen met buitenlandse bruiklenen gaat.